top of page

Crossing the Indian Ocean

maart 2021

Op 25 februari verlaten we uiteindelijk Telaga Harbour, Langkawi, Malaysia.  

Eenmaal buiten laten we de kiel zakken en hijsen we het grootzeil. Terwijl we hiermee bezig zijn glijden we vlak langs een vissersvlag, we kijken achterom en ja hoor de vlag met daaraan een lang vissersnet en een lokaal vissersbootje worden meegetrokken. Even achteruitslaan, proberen en ja het is gelukt.... een lijn in de schroef! We laten het grootzeil weer zakken, gooien het anker uit en Bas mag zijn duikbril opzetten om met een scherp mes onder de 5.30m brede Red Max te duiken. Bijna raakt hij verstrikt in het dunne sterke nylon net, maar het lukt. De sip kijkende vissers halen hun kapotte net binnen en varen weg.  De zeilen worden gehesen en uitgetrokken, eindelijk zijn we op weg!   


Het eerste stuk van 400 mijl is hoog aan de wind naar de noordkant van Sumatra, we zijn al blij dat we wind hebben en genieten ervan eindelijk weer eens lekker te kunnen zeilen. We laveren 's avonds tussen de kop van Sumatra en een eiland en veel typische felgekleurde vissersboten met witte `konijnenkontjes` door om vrij te komen, we gaan de grote plas op. Het is een rustige nacht met het Zuiderkruis aan bakboord tussen ontelbare fonkelende sterren. De wind is erg wisselvallig en de zee op sommige stukken met vervelende opspringende golven. Toch kan ons geluk niet op met een bakkie troost en oliebollen meegekregen van onze vrienden Ria & Andre uit Langkawi. 


Helaas gaat de wind er al uit en tuffen we de volgende nacht door. In de verte zien we veel weerlicht in de lucht. De volgende dagen hebben we afwisselend wind, soms een vervelende opspringende zee. Als de wind uiteindelijk in de kont zit, experimenteren we met de ingekorte spinakerboom en ons nieuwe voorzeil om te gaan vlinderen. Dat lukt, maar te weinig wind en dus niet van lange duur helaas. Uiteindelijk hijsen we de genaker en zeilen we heerlijk een paar uur westwaarts. Tijdens mijn wacht als het al donker is probeer ik uit alle macht om wind in de grote lap te houden, maar helaas die slaat bak en roep ik Monique uit bed,`  Genny  down`! 


Op 5 maart op advies van Jaco, die we om de andere dag met de sateliettelefoon bellen, zeilen we noord west om wind te houden. Overdag komt uit het niets een vreemde vissersboot (waarschijnlijk uit Sri Lanka) opgedoken met veel zwaaiende en enthousiast schreeuwende vissers aan dek. Ze komen vlak langs en gebaren voor sigaretten en steken een grote Wahu Wahu in de lucht. Helaas hier kunnen we niets mee. Later op de dag komen we weer in verschrikkelijk hoge opspringende golven terecht, die ons heen en weer slingeren en de zeilen wild laten slaan! Een golf stort zich op het achterdek!

Het wordt rustiger en we krijgen een passagier. Een Jan-van- Gent; onze ` booby` landt op het anker en blijft daar dood gemoedereerd de hele nacht balanceren op zijn zwemvliespootjes. Als het licht is laat hij zich in zee vallen en steekt zijn kop in het water. 'Ah' roepen we 'die gaat dood!' Maar nee hij vliegt weer op, cirkelt rond de boot en duikt dan als een raket de zee in om een vis te pakken en vliegt dan zonder boe of bah weg. In de verte springt een `spinning dolphin`uit de zee. De Maladiven zijn nog zo`n 300 mijl te gaan. We hebben intussen met dit lichte veranderlijke weer al 74 uur op motor moeten varen! We hotseknotsen maar door.


De laatste 50 mijl tot in de `Kashidoo Channel`van de Malediven kunnen we vlinderen. Dan ziet Monique ineens dat door het slaan van de zeilen de onderste lat van het grootzeil er helemaal uitsteekt. Ze presteert het om over de giek naar het eind te kruipen en ik kan het uiteinde grijpen om zo de lat te redden, pfff. We tanken 120 liter bij uit onze achterschip voorraad. `s Nachts krijgen we steeds meer weerlicht om de boot, overdag zien we veel vliegende tonijnen, we drinken koffie, ons HH biertje en lezen veel.  


Het is 13 maart. Jaco adviseert weer een koers van NW. Intussen 100 motoruren! We eten aardappelen met spercieboontjes, worstjes en een glaasje wijn erbij. Ik ga slapen als ineens met 18 k de wind in onze nieuwe voorflap klapt. Eindelijk wind! We scheuren het donker in met lichtflitsen en lichtgevend schuim om ons heen. Ook dit gaat helaas weer over en komen we op motor in een onwijs onweer terecht. Ik zie door mijn kajuitluikjes ineens een hel witte flits en hoor tegelijkertijd een giga donderklap, een afgrijselijke gil van Monique en de boot wordt opzij geworpen. Monique was vanaf het achterdek op de cockpit bank gedoken en kruipt geschrokken het dekhuis in als ik daar naartoe vlieg. Verdwaasd kijken we elkaar aan. Het dondert en bliksemt en het giet van de regen. Maar ons bootje vaart weer rustig door, we drinken van de schrik een mok thee en vervolgen heelhuids onze wonderbaarlijke tocht.


Het is 18 maart, 120 motoruren.
We laten de motor nu maar op 1000 toeren draaien om zo weinig mogelijk te verbruiken met hopeloos weinig of eigenlijk geen wind. Uiteindelijk mogen we van Jaco naar het zuiden richting Seychellen, maar ook daar weing wind. We doen nog maar 50 mijl per dag! De oceaan is als een spiegel en de horizon laat bij het opkomen en ondergaan van de zon de meest spectaculaire kleuren zien. Soms is er ook nog weerlicht in de verte. Op 20 maart in de nacht tuffen we de evenaar over en drinken er samen een thee met rummetje op. We lopen aan de wind redelijk met een snelheid van 3 k met tegenstroom, ook dat nog! Ook kunnen we nog een aantal uren onze Genny trekken tot de wind weer op is. 144 uren motoren. 


Op 23 maart horen we van Jaco, dat de wind overmorgen vanuit het zuiden zal komen, maar onze dieselvoorraad is bijna op. Via de Nederlandse consul Irina op de Seychellen is contact met `Denis Island`, een eilandje 50 mijl noord van Victoria. Heel lief, maar de autoriteiten doen moeilijk en er moet een agent worden aangesteld om landing te regelen met de regeltjes overheid. `s Avonds krijgen we gelukkig een beetje wind en kunnen we zeilen. Tijdens de nachtwacht van Monique klapt de wind plotseling weer het voorzeil bak, ik vlieg aan dek en we draaien het voorzeil in. Het begint te stormen en dus sturen we 180* met de wind mee en kunnen we gijpen. Er zijn donkere wolken boven ons met donder en bliksem.

 

Gelukkig is dit het begin van het einde, want de wind blijft staan en kunnen we Victoria bijna aansturen. Helaas weer in de wacht van Monique blijft de wind maar draaien en lopen we op een gegeven moment NW tegen de stroom in weg van de Seycellen! Gijpen maar weer dus en dan wordt de windrichting WNW en kunnem we op Victoria aan blijven sturen met een harde wind. Om 17.00 uuren lopen we Port Victoria binnen en krijgen we van Port Control de opdracht om daar nog op open water het anker uit te gooien om op de `Health official`te wachten.

We liggen die nacht te rollen in de deining en doen nauwelijks een oog dicht. Midden in de nacht zijn er plots schijnwerpers op de boot: Bas ligt in zijn blootje in de kuip en kruipt naar binnen voor een broek. Wat is dit nu weer?! De kustwacht,  'Hello Sir, can you please turn on your AIS'... ?!? 

De Health Officer, die de volgende ochtend aan boord stapt, vergeet onze temperatuur te meten, maar vertelt wel melodramatisch dat zijn zeventig jarige moeder zo ziek is van de Covid19 prik! De papierrompslomp wordt snel afgewikkeld en dan kunnen we gelukkig het rustige water van de Eden Island Marina opzoeken.

 

We zijn geland, na een dikke 3000 zeemijl, 4 weken op zee waarvan 148 uur gemotord! Halleluja.

© Red Max photography    |    Red Max webdesign    |     RedMax@live.nl

bottom of page